DE ANGST VOOR DAT ALLES OPHOUDT

DE ANGST VOOR DAT ALLES OPHOUDT

De laatste weken denk ik regelmatig aan mijn oma. Hoe zij stierf en dat niet wilde, omdat ze zo graag mijn broer en mij nog wilde zien afstuderen. Dat is meer dan vijfentwintig jaar geleden. Ik begreep dat, die angst van haar. Ze lag op de IC, al een week of drie, want eigenlijk was ze al dood verwacht. Mensen kwamen en gingen, de meesten dood. Zij lag daar maar te vechten tegen het doodgaan.
Ik zie nog die verbeten blik op haar gezicht, terwijl de monitor een rechte lijn liet zien, haar gebalde vuisten en het plotselinge piepje als de hartslag er weer was.
Ik hoor nog de stem van mijn moeder, in die holle ziekenhuiszaal: ‘Als ze zijn afgestudeerd wil je de kinderen ook weer zien trouwen, zo is er altijd wel wat om voor te blijven leven.’
Mijn oma knikte: ‘Ik wil niks missen.’
Ik begreep dat. Ook ik had ook die angst voor de dood, die angst voor dat alles op zou houden. Hoe moest dat later, als ikzelf zou gaan sterven? Dat moest dan wel met vreselijke pijnen gepaard gaan, anders zou ik me er nooit aan kunnen overgeven. Net als mijn oma.
Ik praatte er in de jaren erna met studiegenoten en vrienden over; het zou net als slapen zijn. Je zou niks meer weten. Waar maakte ik me druk over? Voor mij waren hun troostende woorden pure horror. Helemaal niks meer kunnen voelen, horen of zien, één groot donker emotieloos gat, wat een vreselijke gedachte.
Weer jaren later zat ik in de Open Bak in Amsterdam naar een voordracht te kijken van een jonge theatermaker. Ik weet helaas niet meer wie. Hij zei dat het niet de angst voor het sterven is, maar de angst voor het afscheid van het leven. Voor mij een heilzaam inzicht, maar nog niet afdoende.
Deze week cremeerden we een oom van me. Hij nam het leven zoals het zich aandiende. Het fascineerde me hoe hij dat deed. Een paar dagen daarvoor sprak ik hem nog. Broos lag hij in dat hoge bed in de hospice en liet hij mij heel even zijn geheim zien. Hij zette de deur ernaar op een kier en ik mocht naar binnen gluren. Ineens zag ik het liggen. Alle frustraties, verdriet, angst, hoop en vreugde lagen daar, in hem, rustig te liggen, als een nuttig orgaan. Hij vocht er niet tegen, duwde het niet weg, wilde het niet veranderen. Hij liet het er gewoon zijn, want het zat er nu eenmaal en had een functie: het maakte hem menselijk. Zijn emoties maakten hem wie hij was. De mens zoals wij hem kenden. Dus hij klaagde niet uit frustratie, balde zijn vuisten niet om de naderende dood op wilskracht weg te sturen, huilde niet van woede en beefde niet van angst. Groots was hij toen hij zich overgaf.

SAMEN(BE)LEVING

SAMEN(BE)LEVING

Vanmorgen kwam dit woord in mij op: Samen(be)leving. Ik kwam erop omdat ik dankbaar ben met een overheid die haar burgers oprecht wil steunen. Oké er vallen gaten en niet iedereen is tevreden, maar ze probeert er toch wat van te maken. De overheidssteun is geld van burgers, waarvan een deel het hard nodig heeft om te overleven, of dat nu in het ziekenhuis is of thuis. Burgers en overheid beleven deze periode samen: samen(be)leving.

Laten we deze lijn doortrekken, zodat álle gaten gevuld worden en iederéén tevree kan zijn. Laat ik toelichten hoe we dat kunnen doen.
Een bedrijf ontvangt overheidssteun op voorwaarden. Terecht, want het is nogal wat om een beroep te moeten doen op publiek geld. Maar ja, niemand kon deze pandemie voorzien. Het leek net zo waarschijnlijk als een oorlog.
Enfin, waar was ik, o ja hoe gaan we de lijn van een Samen(be)leving doortrekken zodat iedereen tevree is? Laten we één voorwaarde toevoegen aan de voorwaarden op financiële steun: een bedrijf ontvangt pas financiële hulp als alle salarissen beperkt worden en dan heb ik het over een substantiële beperking, meer dan 10% of 30%. Ja, daar schrikt u van hé, het gaat dus ook over uw salaris of dat van uw partner. Maar, geen paniek, let op:
Met het bedrag dat het bedrijf bespaard aan personele kosten en een stukje steun van de overheid kan iedereen blijven doen wat hij al deed, misschien kan er zelfs geïnvesteerd worden op de toekomst. Medewerkers dragen dus zelf bij aan het behoud van hun baan. Werknemer en werkgever slaan de handen in één voor een gezamenlijke toekomst. Hoe mooi is dat?
Daarbij geldt ook dat zowel de bedrijven als de medewerkers leenmogelijkheden krijgen en coulance van banken én instellingen bij betalingsverplichtingen zoals huur en hypotheek. Als banken en verhuurders dat niet doen hoeven zij geen financiële hulp te verwachten.
Als de periode voorbij is worden de salarissen weer hersteld. Achtergestelde betalingen kunnen weer voldaan worden.
Het neveneffect van deze eenvoudige voorwaarde van salarisbeperking, is dat de economie op korte termijn minder overspannen raakt en dat voorkomt weer veel zieke mensen op lange termijn. Kortom: dit is de goedkoopste oplossing voor het collectief.
Het is ook een haalbare oplossing en solidair met zelfstandigen die deze voorwaarde en coulanceregeling al hebben gekregen. Want niemand, maar dan ook écht niemand kan zich voorbereiden op een oorlog of pandemie. Dat is een gedeeld risico, van de chirurg tot de postbode en stratenmaker, van de kaasboer tot de ambtenaar, barman en acteur. Dat heet Samen(be)leving.

SPELLETJE DOEN? MEESTE STEMMEN GELDEN!

SPELLETJE DOEN? MEESTE STEMMEN GELDEN!

Er zijn ruim 8 miljoen werkenden in de niet-publieke sector* die zich kunnen vinden in de uitspraak van het kabinet: “Voorzichtig nu is beter dan spijt achteraf”

Er zijn 1,73 miljoen** ondernemers die zeggen: “Het grootste risico is: géén risico nemen.”

En de meeste stemmen gelden dus… voorzichtigheid wint.
JOEHOE!
De minste stemmen verliezen, dus de economie ligt nog even stil, sorry, hou nog even vol en… wees voorzichtig.

De winnaars zijn in loondienst bij de verliezers.

Nou moe…nu is iedereen ineens af!
Flauw hoor. Stom spelletje.

ONMETELIJK SUCCES

ONMETELIJK SUCCES

Er is iemand die als een rode draad door mijn leven loopt, die ik steeds weer zomaar ergens tegenkom. Eerst als kind op de radio en casettebandjes van mijn ouders, dan als buurman, via George, Fred, Lenette, via Cor, Gerard naar zijn zoon. En telkens denk ik: wat een leuke man. En hij schrijft nog leuke verhaaltjes ook!
Vandaag eentje die ik graag deel met jullie, omdat deze man zo goed mijn onrust weet te vatten. En dat van de mensen met wie ik zo graag werk. Is het wel wat? Kan ik het wel? Mijn profiel zegt het: Schrijfster i.o. Ik dek me in, stel mijn doel laag (stiekem mijn hoop hoog).
En ik besef me ineens dat ik toch, héél soms, als het even niet gaat, anderen met een meetbaar vak benijd.

JACQUES KLÖTERS, 7 APRIL 2020
Ik moest vanmorgen denken dat je beter geen succes kunt nastreven. Ik zal het proberen uit te leggen: Een meubelmaker bij zijn veertigste tafeltje, een boekhouder bij zijn honderdste balans en ook een piloot bij zijn duizendste landing kan zeggen: ik beheers dit vak. Maar wij die een liedje schrijven, een voorstelling maken, aan een boek zijn begonnen, wij weten ook niet na de dertigste keer of het iets van kwaliteit zal worden of een mislukking. Je bent iedere keer weer een beginner.

Dat maakt iemand die een creatief beroep uitoefent vaak onzeker. De mislukking is nabij en het succes ook. O natuurlijk, naar buiten straalt de regisseur wel uit dat hij een vakman is en dat hij alles in de hand heeft, maar eigenlijk weet hij niet zeker of hij op de juiste weg is. Aan adviezen heeft hij weinig, hij moet op zijn kennis en ervaring, op zijn smaak maar vooral op zijn intuïtie vertrouwen. “Iets zegt me dat het niet werkt, weg met dat decor. Ja maar het kostte… kan niet schelen: een fout decor kan je hele voorstelling verknallen.” Kennis, ervaring en smaak kan je bijgebracht worden maar kun je intuïtie leren op een vakopleiding?

Altijd als ik mijn eigen gevoel opzij zette en de argumenten van anderen overnam – geld! succes! uitdaging! – kwam ik in iets terecht waar ik niet had moeten wezen. Was ik een klus aan het doen waar ik me voor schaamde, en waarover ik thuis niet durfde te vertellen.

Ik leerde me zelf geen targets op te leggen. Ik heb nooit gedacht als ik een liedje schreef: dit moet een hit worden. Ik dacht : ik moet een zo goed mogelijk tekstje schrijven. De opdracht die ik me zelf stelde, moest binnen mijn bereik blijven en de voldoening ook. Ik moest tevreden kunnen zijn met wat ik gemaakt had. Want als zo’n liedje niet die hit wordt waar je op hoopte, ben je teleurgesteld. Je moet je tevredenheid niet laten afhangen van iets wat buiten je macht ligt.

Maar soms kom je te werken in een wereld waar het succes wordt gepland, waar wel alles meetbaar en weegbaar is, waarin keiharde targets gesteld worden, omzet, kijkcijfers, luistertijdaandeelcijfers. De managers daar stellen eisen, kennen het vak, weten op welk tijdslot een tv-serie het beste tot zijn recht komt. Wat voor plaatjes de mensen willen horen. Zij denken uitsluitend na over het succes. Maar succes is nu eenmaal een mogelijk bijproduct van kwaliteit en moeilijk te plannen. Succes is geluk.

Als ik wel eens problemen heb op mijn werk, heeft het daarmee te maken: ik ben in de theaterwereld gewend mijn intuïtie te volgen, op mijn talent te vertrouwen, op mijn gevoel. De mediawereld waarin ik ook werkzaam ben, is vooral gericht op het volgen van andermans marktonderzoeken, te vertrouwen op wat zich al bewezen heeft en op het onderdrukken van de eigen, subjectief geachte, smaak.

Ik snap het wel. De wereld van film, radio en tv staat vol in het licht, er zijn grote belangen mee gemoeid, de techniek roept om vakmanschap, men kan haast niets aan het toeval of aan de intuïtie van een vage, creatieve figuur overlaten. En toch: soms gebeurt het wonder. Maar nooit gepland.

Een mooi kijkcijfer is natuurlijk prachtig, maar het intense genot te weten dat je een goed liedje hebt geschreven, beter dan je ooit geschreven hebt, een wonder van een liedje, dat is in cijfers niet uit te drukken.

SECOND LOVE

SECOND LOVE

Martijn is de eerste die me erop aanspreekt. Het is Koningsdag. Hij staat onder oranje, wapperende vlaggetjes. De vrolijke sliert driehoekjes hangt tussen de lantaarnpaal en de bloeiende Japanse kers in; de roze bloesem knalt je tegemoet. Keiharde muziek klinkt uit de boxen naast de stam. Biertje tegen de borst geklemd, net iets te dicht op me staand, zegt hij het: “gaat het wel goed tussen jullie?” “Euh…, ja prima“, antwoord ik. Zijn vrouw wuift me, of ik haar even wil helpen met de oranjebitter. Tuurlijk en ik schiet in de actie, geen enkele aandacht meer voor het gesprek met haar man.
Twee weken later is het Diederik, in de supermarkt: “hoe gaat het nu tussen jou en je man?”. Ik ben op mijn hoede, een tweede keer dezelfde vraag in korte tijd, hier zit iets achter… “Jullie gaan toch uit elkaar?”, verklaart Diederik. Na enig doorvragen blijkt dat zijn vrouw hem vertelde dat ik gesignaleerd word met andere mannen.
Ik schakel snel: ‘gesignaleerd met andere mannen’, mmm nou ja, dat kan ik niet ontkennen. Ik besluit hem dat ook te zeggen en laat een stilte vallen. Leuk, hij fronst zijn wenkbrauwen, ik geef hem even de tijd om dit te verwerken. De stilte wordt pas verbroken als ik hem uitleg dat ik veel overleg heb met collega’s, niet op kantoor maar vaak gezellig op terrasjes in het dorp en dat zijn allemaal mannen inderdaad. Soms BN-ers, dus dan springt het in het oog wellicht. En ja in onze branche omhelzen we elkaar, zijn wat vrijer dan hij gewoon is. Ze zetten me thuis af die mannen, soms midden in de nacht na het werk, dus tja dat valt blijkbaar op bij het hondje uitlaten. Diederik knikt begrijpend.
Dat is het moment dat manlief zijn intrede doet. Zijn petje wipt omhoog achter het winkelwagentje als hij me ziet. Jij ook hier? Misverstandje tussen man- en vrouwlief, maar “geen reden om uit elkaar te gaan of een second-love erop na te houden!”, lach ik over mijn schouder tegen Diederik, terwijl ik met manlief gebroederlijk verder door de gangpaden struin. Diederik blijft een beetje verloren staan tussen het fruit.
Drie maanden later verneem ik dat zowel Martijn als Diederik gescheiden zijn en beide vrouwen onlangs appartementen in de stad betrokken hebben. Gaf ik nu de mannen of hun vrouwen hoop?