Ik raak niet seksueel opgewonden van een vrouw en toch ben ik soms verliefd op ze. Ik kom vaak leuke vrouwen tegen, meer dan leuke mannen. Als puber twijfelde ik daardoor wel eens aan mijn eigen seksualiteit. Dan fantaseerde ik over seks met een vrouw, maar dan gebeurde er niks, het deed me niks. Dus nee, geef mij maar een man in bed.
Toch droom ik van een groot huis waar we in eerste instantie samen wonen met onze mannen en later alleen met de overgebleven vrouwen. Elk een eigen verblijf, een eigen kamer met veel licht en hoge ramen. Het heeft een grote woonkeuken en dan een beetje voor elkaar koken en zorgen. Als het niet meer gaat kopen we samen die zorg in. In dat huis, midden in de stad het liefst, maar wel met een grote tuin, waar we dan kopjes thee drinken en aan onze wijntjes nippen. Waar we achter onze rollators een beetje langs de bloembedden schuifelen en vooral heel veel lachen, heerlijk lachen. Terwijl we flirten met de door onszelf uitgekozen charmante verpleger (‘een kind nog’) die onze steunkousen aandoet. Daar ga ik dan weer wél helemaal op aan!
Hier heb je er zo eentje, met wie ik prima in dat grote huis zou willen wonen: Beatrice van der Poel. Zij zingt dan een liedje ’s avonds, in die tuin, en dat maak ik voor haar een lekker maaltje: zuurkool op een bedje van appeltjes met een gehaktballetje waar gedroogde tomaatjes in verstopt zitten.
Ze zingt dan vast dit liedje voor ons: Blauw. Nu haar nieuwste single, dan een klassieke hit natuurlijk.
Hoe cool is dat?