‘Jongens zijn veel liever voor hun moeder dan meisjes’, horen ze achter zich. Ze klemt de arm van haar schoonmoeder nog wat steviger vast. Het mens zou van het talud rollen, zo glad is het.
‘Jij kan het weten, Ans’, fluistert ze.
‘Ik heb geen dochters dus ik kan het niet vergelijken’, puft Ans, die onzeker de ene voet voor de andere zet.
Achter hen ontspint zich een gesprek. De zonen van de twee dames zijn attenter dan hun dochters. De auto knipoogt, ze laat haar schoonmoeder op de achterbank zakken en merkt dat ze zelf opgelucht plaatsneemt op de bijrijdersstoel. De andere moeders praten ongestoord verder. Zij hebben moeite met het gedrag van hun dochters, zoveel is duidelijk.
Het valt haar op dat haar schoonmoeder zwijgt. Iets wat ongebruikelijk is voor de dolle Mina van toen.
Ze rijden voort langs verlaten bungalows in duinpannen. De lucht is grijs en de weg nat. In de zijspiegel ziet ze dat haar mascara is uitgelopen door de regen. Ze de vraag hoe de dames zelf omgaan, of gingen, met hun moeder, als dochters zeg maar. De vrouwen moeten deze vraag even op zich laten inwerken.
‘Iedereen vindt mijn moeder leuk. Ik vind haar niet leuk, maar ik ben de enige. Ik sta hier dus helemaal alleen in.’
De stem komt luid en duidelijk van de achterbank. Ze draait zich om naar de dames toe, de grijze autoriem snijdt in haar hals en ze trekt hem wat langer. Dan neemt ze haar bril van haar neus en begint de glazen te poetsen met de punt van haar bloesje terwijl ze de bestuurster aankijkt.
‘Hoe zit dat met jouw moeder?’
‘Mijn moeder is een hypochonder en weet alle aandacht op die manier naar zich toe te trekken, dusdanig dat ik nooit de kans krijg echt contact met haar te maken. Het contact is praktisch.’
Het valt haar op dat haar schoonmoeder nog steeds geen vin verroert.
‘Zijn er broers?’, vervolgt ze.
Ja, die zijn er. Die halen hun schouders op, vinden dat hun zussen moeilijk doen.
‘Als je ouder wordt heb je meer aan dochters.’
Het is de scherp articuleerde stem van haar schoonmoeder. Ze draait zich terug in haar stoel en kijkt recht voor zich uit. Haar neus jeukt. De auto draait om een rotonde heen, met daarop een roestig kunstwerk.
‘Zou het iets te maken hebben met verwachtingen? Die van je moeder en de omgeving, maar vooral van jezelf?’
Haar ogen knijpt ze even dicht, alsof ze een kaakslag van links verwacht. Maar er gebeurt niets. De chauffeur heeft last van schuldgevoelens. De vrouw op de achterbank knikt driftig.
‘Van zonen wordt geen zorg verwacht en het wordt ze dan ook vergeven als ze een keertje overslaan of het gewoon niet doen.’
‘Dochters laten zich gewoon minder afleiden dan zonen’, komt de oudere dame.
Daar moeten alle vier de vrouwen even over nadenken.
‘Wat bedoel je precies, Ans?’, vraagt ze.
‘Zonen zijn aardig tegen hun moeder, zolang er geen andere vrouw in het spel is’, snerpt de moeder van enkel zonen door de auto.
Ze zijn er. De regen komt met bakken uit de hemel. Drie paraplu’s begeleiden dolle Mina het huis in.