


KOEKELOERE BEET ME
Heel soms gaat het mis, dan haalt Koekeloere uit. Hij bijt niet gericht, het is meer een grauwel die net iets te ver gaat. Vaak schrikt hij of is hij klaar met iets en wordt er niet gereageerd op zijn gegrom dat je moet stoppen. Allemaal terechte redenen om aan te geven dat je grens wordt overschreden. En toch, zodra hij is uitgevallen en ziet dat er geen kwade bedoelingen zijn komt hij troosten, je even aankijken en zich verontschuldigen. Dat geeft aan dat hij geen valse hond is, maar juist lief en empatisch. Ik leerde ervan. Hoe zou jij dit uitleggen koekeloere?
#koekeloere #delenisvermenigvuldigen #sparren #empatisch #instadog #dog #mindfulzakendoen #schrijven #quoteoftheday #tip #tipvandedag

NIET UITGESPROKEN VERWACHTINGEN
Dat flapte een héérlijke vriendin van me eruit, in reactie op de #Koekeloere over verlangen vorige week. Nu ben ik nogal van het uitspreken, het ‘benoemen’ van zaken. In mijn familie wordt dat over het algemeen als irritant ervaren. Waarschijnlijk confronteer ik ze óf met teleurstellingen die te dichtbij komen of met het vertrouwen in mijzelf en dat is natuurlijk ook … met iemand praten die ‘vol is van zichzelf’, want dat denk je dan, als je zelf niet lekker in je vel zit… Enfin, daar wilde ik het niet over hebben.
Teleurstellingen, daar wil ik voor nu even op voortborduren. Het is mijn thema deze weken, of eigenlijk al veel langer realiseer ik me.
Ik ben het type dat succes en mislukking deelt met anderen. Dat geeft wel eens ongemak bij mijn omgeving, zeker bij verdriet om een mislukking, falen. Ik probeer ervoor te waken om geen zeurkous te worden, een slachtoffer, of dat lukt weet ik niet, maar ik ben me er wel van bewust dat er een punt komt dat je weer omhoog moet bewegen: dat heet met een werkwoord: groeien. Groeien is dus hard werken.
‘Ja, dat mag hoor!’
Natuurlijk joh…
… en nu?
‘Ik ben bezig.’
Waarmee?
‘Met een nieuwe droom verzinnen!’

Groot en klein denken
Om corona te bestrijden moeten we groot denken, het effect van je gedrag heeft immers effect op het grote geheel. Tegelijkertijd dwingt het sociale isolement ons om te genieten van het kleine, anders houden we het niet vol. Nog nooit stond groot en klein denken zo dicht bij elkaar. #Koekeloere denkt er net zo over en neemt het er van.
‘Ik heb geleerd hoe je in het nu kunt leven.’
Hoe dan, Koekeloere?
‘Ik zoek een rustig plekje, sluit mijn ogen en adem.’
Klinkt goed en dan?
‘Dan concentreer ik me.’
Waarop, Koekeloere?
‘Op kippetjes.’
‘I learned how to live in the moment.’
How, Koekeloere?
‘I’m looking for a quiet place, close my eyes and breathe.’
Sounds good and then?
‘Then I’ll focus.’
On what, Koekeloere?
‘On chickens.’

DE ANGST VOOR DAT ALLES OPHOUDT
De laatste weken denk ik regelmatig aan mijn oma. Hoe zij stierf en dat niet wilde, omdat ze zo graag mijn broer en mij nog wilde zien afstuderen. Dat is meer dan vijfentwintig jaar geleden. Ik begreep dat, die angst van haar. Ze lag op de IC, al een week of drie, want eigenlijk was ze al dood verwacht. Mensen kwamen en gingen, de meesten dood. Zij lag daar maar te vechten tegen het doodgaan.
Ik zie nog die verbeten blik op haar gezicht, terwijl de monitor een rechte lijn liet zien, haar gebalde vuisten en het plotselinge piepje als de hartslag er weer was.
Ik hoor nog de stem van mijn moeder, in die holle ziekenhuiszaal: ‘Als ze zijn afgestudeerd wil je de kinderen ook weer zien trouwen, zo is er altijd wel wat om voor te blijven leven.’
Mijn oma knikte: ‘Ik wil niks missen.’
Ik begreep dat. Ook ik had ook die angst voor de dood, die angst voor dat alles op zou houden. Hoe moest dat later, als ikzelf zou gaan sterven? Dat moest dan wel met vreselijke pijnen gepaard gaan, anders zou ik me er nooit aan kunnen overgeven. Net als mijn oma.
Ik praatte er in de jaren erna met studiegenoten en vrienden over; het zou net als slapen zijn. Je zou niks meer weten. Waar maakte ik me druk over? Voor mij waren hun troostende woorden pure horror. Helemaal niks meer kunnen voelen, horen of zien, één groot donker emotieloos gat, wat een vreselijke gedachte.
Weer jaren later zat ik in de Open Bak in Amsterdam naar een voordracht te kijken van een jonge theatermaker. Ik weet helaas niet meer wie. Hij zei dat het niet de angst voor het sterven is, maar de angst voor het afscheid van het leven. Voor mij een heilzaam inzicht, maar nog niet afdoende.
Deze week cremeerden we een oom van me. Hij nam het leven zoals het zich aandiende. Het fascineerde me hoe hij dat deed. Een paar dagen daarvoor sprak ik hem nog. Broos lag hij in dat hoge bed in de hospice en liet hij mij heel even zijn geheim zien. Hij zette de deur ernaar op een kier en ik mocht naar binnen gluren. Ineens zag ik het liggen. Alle frustraties, verdriet, angst, hoop en vreugde lagen daar, in hem, rustig te liggen, als een nuttig orgaan. Hij vocht er niet tegen, duwde het niet weg, wilde het niet veranderen. Hij liet het er gewoon zijn, want het zat er nu eenmaal en had een functie: het maakte hem menselijk. Zijn emoties maakten hem wie hij was. De mens zoals wij hem kenden. Dus hij klaagde niet uit frustratie, balde zijn vuisten niet om de naderende dood op wilskracht weg te sturen, huilde niet van woede en beefde niet van angst. Groots was hij toen hij zich overgaf.