De kamer waarin ik lig is groen, groene vloer met groene wanden. Alleen het plafond is blauw. Af en toe drijft er een witte wolk over. De kippen scharrelen om mij heen; ze pikken torretjes uit het gras, huppelen weg voor het hondje en kirren vriendelijk als ik ze over hun ruggetjes aai.
Het is stil in ons buurtje, totdat ik de auto van de buurman op het grind hoor, zijn remmen piepen zachtjes. Tuindeuren zwiepen open, er wordt eten op tuintafels gezet. Kinderstemmen, de veren van trampolines trillen. Het geeft me een camping gevoel. Ineens overvalt het me: moedeloosheid. Het maakt me bij vlagen sip dat voor het onder controle houden van COVID-19 het economische offer van sommigen veel groter is dan dat van anderen.

Ik leg het uit, omdat je misschien niet begrijpt wat ik bedoel:
Wij ondernemers gaan ‘aan’ op crisis. Wij denken in kansen en oplossingen, dat maakt ons goede ondernemers. Dus binnen drie weken na de aankondiging van de coronamaatregelen hadden wij nieuwe 1,5 meter producties en concepten ontwikkeld. BAM!
Onze leveranciers werkten mee, allemaal gratis want het waren zelfstandigen die ook vreesden voor hun levensonderhoud op ernstig korte termijn. Enfin, de ‘veilige’ producties en concepten zetten we online, slingerden we de wereld in. Kom maar op, wij zijn klaar voor de nieuwe 1,5 meter maatschappij!
Stilte, er gebeurde niks. Wij waren wel klaar, maar zij nog niet… Onze opdrachtgevers zijn dan over het algemeen ook géén ondernemers.
Ze waren éven met iets anders bezig: lobbyen in Den Haag voor miljarden steun, applaudisseren voor de zorg, mee knikken met virologen, tellen van doden. Het moment dat zij steun ontvingen lanceerden wij onze nieuwe corona-proof-producten. Nog eens drie weken later werden de maatregelen zo versoepeld dat zij weer aan de slag konden. Hun lobby in Den Haag was dik op orde…
Een kipje kijkt me aan, de veertjes op haar kopje staan rechtop, het maakt haar een rock-chick. Ik moet er om glimlachen.
Na zes weken -met overdag veel sporters op de weg, mensen die hun nieuwe auto’s testten of hun verse puppy’s trainden- zag ik de mensen gewoon weer aan het werk en het daarmee druk hebben. Mijn man ook, hij heeft het hartstikke druk. Er is niets wezenlijks in hun leven veranderd.
Gisterenavond waren er zelfs ineens weer feestjes in de tuinen van onze straat. Mijn kippen konden er niet van slapen. De haan begon om 23.00 uur te kraaien vanuit zijn nachthok. Hij begreep niks van al die reuring na weken rust. Ik heb hem maar even op schoot genomen en toegesproken. Daarna sliep hij als een roos.

We zijn nu vijftien weken verder. Ik lig nog steeds op mijn matje in mijn groene kamer, want het is al die weken heerlijk weer. Bijna vier maanden lig ik daar dus al… ben inmiddels gebruind en zie er goed uit. Uitgerust ook. Met mij persoonlijk gaat het dus hartstikke goed en toch is er ook die andere kant: mijn bedrijf gaat niet zo goed. Of beter gezegd mijn bedrijf gaat ronduit KUT. Dat is te zien in mijn gedrag: ik test geen nieuwe auto, heb geen puppy aangeschaft, sporten doe ik binnen en feestjes geef ik niet. Is je dat niet opgevallen? Nu ik het zeg misschien? Wat? O, waarom ik geen feestjes geef?
Omdat ik sip word van alle corona-avonturen van anderen, het thuiswerken, het gemis van collega’s, de nieuwe maatschappij, dat het ‘ergens goed voor is geweest’ (milieu, lokale economie), dat we het toch ‘samen geflikt’ hebben…
Het woordje -geweest- alleen al: ik zit er nog middenin! Samen geflikt? Ik merk daar niks van, mijn offer en het offer van mijn collega’s is onredelijk veel groter dan dat van de meerderheid. En dat wordt niet gezien.

Want alle begrip voor de maatregelen, natúúrlijk, maar compenseer dan wel de bedrijven en hun personeel, die er nog steeds onder lijden.
Ook als hun Haagse lobby niet goed op orde is.
Gewoon omdat dat eerlijk is.
Daan de Haan kukelt, mijn rock-chick kirt als een dolle, ze heeft een ei gelegd. Zij lullen er niet over. Dan mag ik de moed hebben verloren, ik heb in ieder geval mijn kippen nog.