Claire praat met haar moeder aan de telefoon. De moeder is kankerpatiënt en gaat langzaam achteruit, maar ze houdt zich kranig. Het gesprek wordt onderbroken als Claire stemmen hoort op de achtergrond.
‘Wat gebeurt er?’ vraag ze.
‘O Milan is er, of hij nog iets voor ons kan doen.’
De hese stem van haar vader praat tegen de jongen. Haar vader is hartpatiënt en de afgelopen jaren ging er geen winter voorbij zonder dat hij een longontsteking kreeg. Toevallig dit jaar wist hij er voor het eerst aan te ontkomen.
‘Staat die jongen binnen?’ vraagt Claire gespannen.
‘Ja, in de keuken’, zegt haar moeder vrolijk.
Ze hoort haar vader brommen: ‘Leuk dat je er bent knul.’
‘Leuk, dat hij er is?’ roep ze verschrikt in de hoorn. ‘Laat die buurjongen alsjeblieft buiten blijven, wat doet hij in de keuken bij twee kwetsbare oude mensen? Weg met dat joch!’
Het is even stil aan de andere kant van de lijn.
‘Ach, dat is toch lief van hem?’
Ze kan haar oren niet geloven.
‘Zo sterf je aan corona in plaats van aan kanker. Dat had je toch nooit kunnen bedenken!’
‘Ach,’ zegt haar moeder koelbloedig. ‘ Ik weet niet wat erger is.’
Gerommel, ze krijgt haar vader aan de lijn. ‘Hoi meissie. Ik heb al een virusbeveiliging op de computer. Nu nog één op de deur. Hahaha.’
Ze zwijgt. Wat kan ze zeggen?
‘Pap. Niet grappig. Be wise, not nice.’