Ik ben een fee, zoals ik de duin op huppel.
Buikspieren aangetrokken loop ik vlot de steile helling op van een hoge duin, die uitkijkt op het strand waar mijn jongste dochter aan het surfen is. Dat wandelen doet me goed, zonder naar adem te snakken loop ik in hoog tempo door. Het valt niet mee met al dat zand dat onder mijn blote voeten wegschuift. Poeh, maar ik doe het en hoe! Hahaa, dat regelmatig lopen naar kantoor en daags het hondje uitlaten, werpt zijn vruchten af. Tralala.
Toegegeven: ik voel wel dat zwembandje zitten bij het intrekken van mijn buik. Dat buikje zit stiekem toch wel een béétje in de weg. Ook met de yoga voel ik die rol, maar ach ik leg mijn neus plat tegen mijn knieën, ben dus mega soepel en loop zonder hijgen nu deze duin op.

Vanaf nu omarm ik dat vetrandje, besluit ik. Zolang ik me fit voel en lenig ben, mag ik best dat glaasje wijn door de week. Dat maakt me zó gelukkig.
Ja, ik weet wel waar dat vetje vandaan komt, dat zal ik niet ontkennen. “Elk pondje gaat door het mondje”, zei mijn moeder altijd. Dat zegt ze nog steeds tegen mij. Onuitstaanbaar, maar ze heeft gelijk; stukje kaas, biertje bij het koken, zeker met dit warme weer, héérlijk. Dat slokje draagt bij aan mijn levensgeluk, zoals ook dat wandelen en dat hondje. Ja, ik weet het zeker: ik stop met mekkeren over mijn gewicht, voortaan ga ik door het leven als: mevrouw FIT met een VETrandje. Zie mij gaan als een speer… ik ben onoverwinnelijk!

Ze gaat me voorbij, die jonge moeder. Kind van 9 maanden op de heup, één peuter meesleurend aan de hand. Ze heeft een lang en mega strak lijf, eigenlijk gewoon mager, denk ik nijdig terwijl ik quasi nonchalant mijn jurkje over mijn tummy strak trek. Ze zal drieëndertig jaar zijn, zeker nog geen vijfendertig. Ook pa gaat me voorbij, met een grote strandtas. Hij heeft spillebenen.
Een trol, dat ben ik, zoals ik die heuvel op sjok. Belast met kilo’s vet en slappe spieren.
Hoe doen die twee dat? Ze racen me met gemak voorbij, zien me niet eens, volgens mij. Ik was net zo tevreden met mezelf, waarom moeten die twee dat herwonnen zelfvertrouwen nu weer vermorzelen?

Vijfendertig ben ik, als ik met een dikke buik naar het strand fiets; hoogzwanger van nummer drie. Onze vierjarige dochter zit samen met broertje van twee voorop in de bakfiets. Moeiteloos fiets ik duin op en duin af, op weg naar ditzelfde strand. Met twee vingers in mijn neus. En nee, dat was niet op een elektrische bakfiets, die bestonden zestien jaar geleden nog niet. Wij waren toen nog uniek met een bakfiets, dacht ik, toen.
Bijzondere keuze vind ik dat overigens: piepjonge moeders en vaders op een elektrische (bak)fiets en maar geld uitgeven aan de sportschool. Dat is twee keer duur en voor míj een onbegrijpelijke combinatie.
Ik kijk om naar het begin van de duin, daar achter het wildrooster. Ja hoor, een elektrische bakfiets. Vast een stel dat samen gezellig naar de sportschool gaat een paar keer per week, als de kinderen op bed liggen, of nog beter: een personal trainer heeft die aan huis komt, terwijl de oppas hun kinderen eten geeft.
Een jaloers oud wijf ben ik. Ik weet het wel: tussen mijn dertigste en veertigste tóen was ik onoverwinnelijk.

Ik ben allang geen vijfendertig meer, laat staan drieëndertig, zoals dit strakke stel. Scheelt vijftien jaar zoveel, fysiek? De twijfel slaat toe: ik maak mezelf wijs dat ik fit ben, ik verzin het gewoon, om mijn vetrandje goed te praten. Kan het niet uitstaan, nèt nu ik mijn blubbertje accepteerde en daarom mijn wijntje mocht blijven drinken.

Ik kijk het stel na dat al snel tientallen meters op me vooruit loopt. Ze hollen de duin af en de kinderen gieren van de pret. Wees eerlijk tegen jezelf, meis, je bent gewoon een krent, met je bakfiets zonder accu, zonder een sportschool en zonder je eigen ‘personal trainer’. Een goedkope vrouw ben je, dat dan weer wèl. Dus drink jij nu lekker dat wijntje, dat kan er wel van af. Sterker nog dat verdien je! Dan ben je maar een VETTE mevrouw met een FITrandje, de combinatie maakt me gelukkig.

Column voor: B-Magazine – jaargang 6 – nr. 14 – zomer 2019