Mensen verzamelen zich rondom middelen die zij persoonlijk nodig hebben: het gereedschap. Pas daarna gaan ze verzinnen wat hen verbindt en bedenken ze er gezamenlijke doelen bij. 

In het maatschappelijke domein zijn instellingen erg goed in het -veelal door de overheid bedachte en gefinancierde- los laten van visieprogramma’s en methoden op hun medewerkers. Het management kijkt er hals reikend naar uit, de oplossing is nabij!
Ook in andere branches wordt met idealen gesmeten om mensen te motiveren hun werk anders (beter) te doen. De programma’s en methodieken zijn prima, er ligt veel zorgvuldig onderzoek aan ten grondslag en toch blijkt dat teams niet altijd ‘op gang’ komen…

‘ze leunen achterover’
‘ze nemen geen beslissingen’
‘ze kijken steeds naar ons’
‘we zijn te hiërarchisch’
‘ze blijven oude geitenpaadjes nemen’
‘ze moeten zichzelf nu toch wel eens kunnen organiseren?’
‘dat weten ze nu toch wel?’

‘Zij, jullie en wij’ zijn signaalwoorden voor een organisatiecoach dat er iets goed mis is.

Management en coaches houden zich vaak vast aan de geruststellende gedachte dat het de methodiek moet gaan werken, in plaats van zich af te vragen HOE het werkend te krijgen. Wat is er nodig zodat het programma gaat werken? Objectieve reflectie op de eigen organisatie is nodig.

 

Organisatiecoaching: waar stagneert het (veranderings)proces?
Karl Weick is professor Gedrag in Organisaties en Psychologie en trok in 1979 al de conclusie dat mensen zich verzamelen rondom middelen, daarna verzinnen zij waarom zij verbonden zijn en worden er gezamenlijke doelen bedacht.

Het gaat dus om de middelen, het gereedschap en de knikkers. Organisaties en ook teams knappen enorm op als die basis op orde is. Dan pas gaat de overlevingsmodus er vanaf, kunnen mensen weer ademhalen, een spannende tijd verwerken. Mensen kunnen weer ‘gewoon’ hun werk doen. Dan ontstaat er ineens ruimte. Ruimte voor hun eigen vragen, zoals: “Wat is onze gezamenlijke opdracht?”