HOE SIMPELE DINGEN BLIJ MAKEN

HOE SIMPELE DINGEN BLIJ MAKEN

Vakantie, meer dan dertig graden en we sloffen door de enige hippy market die Ibiza deze week weer open gooit. Clubs, cafés, feestjes niks van dat al in Ibiza. Het eiland is sereen, zoals we dat kenden in de jaren zeventig, volgens mij het decennium waarin Ibiza is uitgevonden. Enfin, we slepen ons zweterig langs jurkjes, kristallen en sieraden en daar zit ze… onder een eenvoudige parasol. Boven een mondkapje kijken twee staalgrijze ogen kijken ons vrolijk aan. Het geheel is afgetopt met een knotje waaruit donkerbruine krullen springen. Ze heet Tania Panés. Dat wat we niet zien maakt me nieuwsgierig. Later zoek ik haar op in het internet-universum en ja hoor, bloedstollend prachtige vrouw. Zo eentje waar je als andere vrouw trots van wordt; tenminste dat heb ik altijd.
Maar we staan daar dus, voor haar tafeltje onder die parasol. Ze typt gedichten naar aanleiding van een thema dat wij geven. Met lange sterke vingers ramt ze op een typemachine, ‘Corona 1920’ staat er in gouden krulletters op. Het apparaat had niet kunnen vermoeden dat het honderd jaar later een beruchte naam zou dragen. Letters verschijnen op handgeschept papier, Engelse woorden met spelfouten. En dat gedicht maakt ons hele gezin zo blij! Ze vraagt een gift, ja zoiets is onbetaalbaar…, wat hebben we nog aan cash bij ons tegenwoordig? We vinden wat verloren muntjes in verschillende portemonnees, ze is er blij mee. Het is waar: simpele dingen maken blij, het is leuk om te krijgen en om te geven.
Tania brengt me op een idee: Ik, met mijn delen-is-vermenigvuldigen levensmotto, ga persoonlijke Koekeloeres maken! Waarom moet het altijd mijn thema zijn? Iedereen heeft wel een onderwerp, woord of foto waarover Koekeloere iets zinnigs kan zeggen. Shotjes optimisme noem ik ze, omdat je er simpelweg zo blij van wordt.
En als je dan een paar verloren munten vindt onderin je tas, zijn dat voor mij de stille getuigen van waardering die maken dat ik doorga op mijn ingeslagen pad!

ODE AAN DE STILLE HELDEN

ODE AAN DE STILLE HELDEN

-GEDICHT-

Op het kerkplein kreeg je voor een euro drank
De kok zette zuchtend afhaalzakjes op een plank
De kassière bediende zonder bescherming haar klant
Niemand ging voor de vakkenvuller aan de kant

In een kamertje vier hoog, zette zij de fluit aan de mond
Blies de Mattheus voor wie horen wilde, zij was nog gezond

Hij monteerde gepassioneerd zijn filmarchief
Het gaf inspiratie, het was ontzettend lief 

‘De kunstenaar geeft troost in deze barre tijd’ schalde de TV
Publiek laafde zich aan zijn talent, het zat niemand mee
De kunstenaar speelde en werkte ook zonder brood
De troost droogde op, want de kunstenaar was dood

De zieken knapten op, de doden werden begraven
Maar de mensen konden zich nergens meer aan laven

Want het was al een tijdje stil, het was oorverdovend
Waar is de kunstenaar? Hij was zo veelbelovend!

De pijn van de epidemie werd in stilte gedragen
Had hij er maar geld voor moeten vragen

DE ANGST VOOR DAT ALLES OPHOUDT

DE ANGST VOOR DAT ALLES OPHOUDT

De laatste weken denk ik regelmatig aan mijn oma. Hoe zij stierf en dat niet wilde, omdat ze zo graag mijn broer en mij nog wilde zien afstuderen. Dat is meer dan vijfentwintig jaar geleden. Ik begreep dat, die angst van haar. Ze lag op de IC, al een week of drie, want eigenlijk was ze al dood verwacht. Mensen kwamen en gingen, de meesten dood. Zij lag daar maar te vechten tegen het doodgaan.
Ik zie nog die verbeten blik op haar gezicht, terwijl de monitor een rechte lijn liet zien, haar gebalde vuisten en het plotselinge piepje als de hartslag er weer was.
Ik hoor nog de stem van mijn moeder, in die holle ziekenhuiszaal: ‘Als ze zijn afgestudeerd wil je de kinderen ook weer zien trouwen, zo is er altijd wel wat om voor te blijven leven.’
Mijn oma knikte: ‘Ik wil niks missen.’
Ik begreep dat. Ook ik had ook die angst voor de dood, die angst voor dat alles op zou houden. Hoe moest dat later, als ikzelf zou gaan sterven? Dat moest dan wel met vreselijke pijnen gepaard gaan, anders zou ik me er nooit aan kunnen overgeven. Net als mijn oma.
Ik praatte er in de jaren erna met studiegenoten en vrienden over; het zou net als slapen zijn. Je zou niks meer weten. Waar maakte ik me druk over? Voor mij waren hun troostende woorden pure horror. Helemaal niks meer kunnen voelen, horen of zien, één groot donker emotieloos gat, wat een vreselijke gedachte.
Weer jaren later zat ik in de Open Bak in Amsterdam naar een voordracht te kijken van een jonge theatermaker. Ik weet helaas niet meer wie. Hij zei dat het niet de angst voor het sterven is, maar de angst voor het afscheid van het leven. Voor mij een heilzaam inzicht, maar nog niet afdoende.
Deze week cremeerden we een oom van me. Hij nam het leven zoals het zich aandiende. Het fascineerde me hoe hij dat deed. Een paar dagen daarvoor sprak ik hem nog. Broos lag hij in dat hoge bed in de hospice en liet hij mij heel even zijn geheim zien. Hij zette de deur ernaar op een kier en ik mocht naar binnen gluren. Ineens zag ik het liggen. Alle frustraties, verdriet, angst, hoop en vreugde lagen daar, in hem, rustig te liggen, als een nuttig orgaan. Hij vocht er niet tegen, duwde het niet weg, wilde het niet veranderen. Hij liet het er gewoon zijn, want het zat er nu eenmaal en had een functie: het maakte hem menselijk. Zijn emoties maakten hem wie hij was. De mens zoals wij hem kenden. Dus hij klaagde niet uit frustratie, balde zijn vuisten niet om de naderende dood op wilskracht weg te sturen, huilde niet van woede en beefde niet van angst. Groots was hij toen hij zich overgaf.

SAMEN(BE)LEVING

SAMEN(BE)LEVING

Vanmorgen kwam dit woord in mij op: Samen(be)leving. Ik kwam erop omdat ik dankbaar ben met een overheid die haar burgers oprecht wil steunen. Oké er vallen gaten en niet iedereen is tevreden, maar ze probeert er toch wat van te maken. De overheidssteun is geld van burgers, waarvan een deel het hard nodig heeft om te overleven, of dat nu in het ziekenhuis is of thuis. Burgers en overheid beleven deze periode samen: samen(be)leving.

Laten we deze lijn doortrekken, zodat álle gaten gevuld worden en iederéén tevree kan zijn. Laat ik toelichten hoe we dat kunnen doen.
Een bedrijf ontvangt overheidssteun op voorwaarden. Terecht, want het is nogal wat om een beroep te moeten doen op publiek geld. Maar ja, niemand kon deze pandemie voorzien. Het leek net zo waarschijnlijk als een oorlog.
Enfin, waar was ik, o ja hoe gaan we de lijn van een Samen(be)leving doortrekken zodat iedereen tevree is? Laten we één voorwaarde toevoegen aan de voorwaarden op financiële steun: een bedrijf ontvangt pas financiële hulp als alle salarissen beperkt worden en dan heb ik het over een substantiële beperking, meer dan 10% of 30%. Ja, daar schrikt u van hé, het gaat dus ook over uw salaris of dat van uw partner. Maar, geen paniek, let op:
Met het bedrag dat het bedrijf bespaard aan personele kosten en een stukje steun van de overheid kan iedereen blijven doen wat hij al deed, misschien kan er zelfs geïnvesteerd worden op de toekomst. Medewerkers dragen dus zelf bij aan het behoud van hun baan. Werknemer en werkgever slaan de handen in één voor een gezamenlijke toekomst. Hoe mooi is dat?
Daarbij geldt ook dat zowel de bedrijven als de medewerkers leenmogelijkheden krijgen en coulance van banken én instellingen bij betalingsverplichtingen zoals huur en hypotheek. Als banken en verhuurders dat niet doen hoeven zij geen financiële hulp te verwachten.
Als de periode voorbij is worden de salarissen weer hersteld. Achtergestelde betalingen kunnen weer voldaan worden.
Het neveneffect van deze eenvoudige voorwaarde van salarisbeperking, is dat de economie op korte termijn minder overspannen raakt en dat voorkomt weer veel zieke mensen op lange termijn. Kortom: dit is de goedkoopste oplossing voor het collectief.
Het is ook een haalbare oplossing en solidair met zelfstandigen die deze voorwaarde en coulanceregeling al hebben gekregen. Want niemand, maar dan ook écht niemand kan zich voorbereiden op een oorlog of pandemie. Dat is een gedeeld risico, van de chirurg tot de postbode en stratenmaker, van de kaasboer tot de ambtenaar, barman en acteur. Dat heet Samen(be)leving.

BE WISE, NOT NICE

BE WISE, NOT NICE

Claire praat met haar moeder aan de telefoon. De moeder is kankerpatiënt en gaat langzaam achteruit, maar ze houdt zich kranig. Het gesprek wordt onderbroken als Claire stemmen hoort op de achtergrond.
‘Wat gebeurt er?’ vraag ze.
‘O Milan is er, of hij nog iets voor ons kan doen.’
De hese stem van haar vader praat tegen de jongen. Haar vader is hartpatiënt en de afgelopen jaren ging er geen winter voorbij zonder dat hij een longontsteking kreeg. Toevallig dit jaar wist hij er voor het eerst aan te ontkomen.
‘Staat die jongen binnen?’ vraagt Claire gespannen.
‘Ja, in de keuken’, zegt haar moeder vrolijk.
Ze hoort haar vader brommen: ‘Leuk dat je er bent knul.’
‘Leuk, dat hij er is?’ roep ze verschrikt in de hoorn. ‘Laat die buurjongen alsjeblieft buiten blijven, wat doet hij in de keuken bij twee kwetsbare oude mensen? Weg met dat joch!’
Het is even stil aan de andere kant van de lijn.
‘Ach, dat is toch lief van hem?’
Ze kan haar oren niet geloven.
‘Zo sterf je aan corona in plaats van aan kanker. Dat had je toch nooit kunnen bedenken!’
‘Ach,’ zegt haar moeder koelbloedig. ‘ Ik weet niet wat erger is.’
Gerommel, ze krijgt haar vader aan de lijn. ‘Hoi meissie. Ik heb al een virusbeveiliging op de computer. Nu nog één op de deur. Hahaha.’
Ze zwijgt. Wat kan ze zeggen?
‘Pap. Niet grappig. Be wise, not nice.’