Daar staat ze. Wat onzeker scant ze de omgeving. Het warme bad aan haar voeten dampt, de mineraalluchten prikken in haar neus. Ze wrijft over haar gezicht. “Heb je een handje nodig, schatje?”, klinkt er uit de diepte. Ik kan hem net niet zien, de man met die vriendelijke stem, die dat zegt. Hij ligt ergens in dat bad. Achter een palmboom.
“Nee, aan jou heb ik niks!”, zegt de dame op leeftijd, scherp articulerend. Haar haar is mooi; zilvergrijs en nog een volle bos. Ze heeft nagedacht over haar badpak voordat ze op deze reis ging naar tropisch Bali. Het zwempak volgt de trend: donkergroen met lichtgroene, grote, langvingerige bladeren erop. Staat haar prima.
Ze doet een paar stappen naar achter en dan zie ik haar door de knieën zakken. Dezelfde palmboom die mijn zicht op de mannenstem ontneemt, geeft de vrouw steun terwijl ze behoedzaam naar beneden zijgt. Haar billen verdwijnen achter de struiken. Op handen en knieën komt de dame weer tevoorschijn en ze overbrugt de afstand naar het warme mineraalbad.
“Mam, wat doe je nou?”, roept een spierwitte man verschrikt. Met lichte tred komt hij aanlopen en ziet zijn moeder kruipend over de tegels gaan. Zijn huid is zo wit dat het pijn doet aan je ogen, zo met die felle zon erop. Hij volgt niet de laatste modetrend, zoals zijn moeder. Zijn broek floddert wat onder zijn net iets te dikke buik. Een vijftig-minner met een goed leven. De haren die onder zijn petje vandaan piepen zijn knalrood en aan zijn gezicht te zien is hij in het normale leven een brildrager.
“Mam, doe is niet zo mal”, net als zijn moeder spreekt hij de woorden luid en duidelijk uit, zodat het hele tropische park kan meegenieten. “Het kan me niet schelen!”, schettert de vrouw naar haar zoon. De man achter de palmboom zwijgt in alle talen.
“Ik heb gewoon geen zin om op mijn plaat te gaan. Daar pas ik voor. Ik kom er zelf wel in!” Ondanks het woordgebruik, klinkt het allemaal zeer keurig. Ze draait zich om en laat zich rustig in het bad zakken. Zo die ligt erin. Heerlijk, wat een stoer wijf.